Unified Fields

October 2nd 2023:
Veldpost XVIII


Aanraken verboden!
Ondanks alle wetenschappelijke vooruitgang blijkt de mensheid toch nog altijd vatbaar voor plagen, rampen en oorlog. Ik was de Corona crisis nog maar ternauwernood te boven gekomen of er brak alweer oorlog uit aan de oostgrens van Europa. En op de achtergrond speelt natuurlijk de klimaatcrisis, die zondvloed in slow motion die ons op pijnlijke wijze confronteert met onze onverzadigbare energiebehoefte en haar gevolgen.
Gedurende de Corona pandemie hield ik mij maar zo veel mogelijk aan de door de overheid opgelegde smetvrees en restricties. Een bevriend bioloog stelde mij ooit gerust met het feit dat virussen uit lijfsbehoud hun gastheren nooit volledig uitroeien. Verder begreep ik van hem dat een virus geen organisme is maar een soort rondzwevend eiwit met bomvest.
Maar de alledaagse omgang met mijn medemens werd gedurende deze virusuitbraak wel erg op de proef gesteld. Alleen al omdat je maanden lang niets en niemand mocht aanraken. Wat voorheen slechts in musea gold, werd ineens ‘state of the Art’ voor de hele samenleving. De communicatie via telefoon en beeldscherm begonnen in mijn beleving steeds meer op spiritistische seances te lijken, waar iedereen maar bleef vragen of ze gehoord werden. Gelukkig kon ik nog terecht bij mijn outsider vrienden die er niet aan mee deden, zonder dat ik er iets aan overhield.
Ik zie mensen sinds de coronacrisis met nog grotere verbetenheid in de weer met hun smartphones. Ook op straat, waar het op de digitale versie van wichelroedelopen lijkt. Zou het coronavirus een digitale component hebben? Iets dat in je telefoon kruipt zodat je maar eindeloos naar je twee-dimensionale zelf blijft turen? De godganse dag verbonden zijn met de cloud is trouwens nog heel iets anders dan met je hoofd in de wolken lopen.

“Und im Osten schlagen die Sovietarmeen los…”

Ook op het pad van de vreedzame coëxistentie boekt de mensheid maar weinig vooruitgang. Dertig jaar geleden kwam de Amerikaanse historicus Francis Fukuyama* nog tot de juichende conclusie dat we met de ineenstorting van het communistische oostblok een eindstadium in de geschiedenis bereikt hadden (Fukuyama is een aanhanger van Hegel’s historisch materialisme). Oorlogen zouden voortaan tot de verleden tijd gaan behoren. Immers in minder dan een eeuw was het aantal democratisch bestuurde landen met een vrije markteconomie gestegen van 0 naar 120. Dat is meer dan 60% van de totale 192 naties. De overige zouden door voortschrijdend inzicht wel volgen.
Maar toen nog geen tien jaar later de baardmannen van al Qaida na wat vlieglessen de torens van het New Yorkse WTC invlogen, waren Fukuyama’s dromen snel vervlogen. Temeer omdat Amerika net toegerust was met een van de minst bekwame presidenten uit haar geschiedenis. Kluns van geboorte George Bush jr. ging in 2001 direct vol op het orgel en ontketende een conventionele oorlog in het maanlandschap van Afghanistan en twee jaar later nog eens eentje in Irak. Zijn werkelijke motieven voor deze conflicten zijn altijd schimmig gebleven. Maar nog altijd is de mensheid bezig om de gevolgen ervan te boven te komen. En twintig jaar later mogen meisjes in Afghanistan nog steeds niet naar school, vanwege de profeet. George Bush jr. heeft zich intussen toegelegd op portret schilderen, wat hem een stuk beter afgaat dan buitenland politiek.
Het verbaast mij dat de geslepen KGB kolonel Vladimir Putin niets geleerd lijkt te hebben van het geblunder van George Bush. Met zijn politieke Heim ins Reich-fantasieën wil Putin kennelijk de oude grenzen van het IJzeren gordijn weer in ere herstellen. Maar Rusland is slechts de elfde economie van de wereld (even groot als Brazilië dus) en ongeveer een derde van de mannelijke beroepsbevolking is er alcoholist. Het land kampt met veel te grote problemen om zich grootschalige militaire conflicten te permitteren. Het leiderschap isolement moet Putin naar het hoofd zijn gestegen. Waar zijn we überhaupt al die decennia lang eigenlijk bang voor geweest?
Ik zag enige tijd geleden op youtube een opname van Putin die piano speelde tijdens een staatsbezoek aan China. Het klonk ongeveer zoals het geschilder van George Bush er uit ziet, maar ik hoorde er toch iets hoopvols in.
* The End of History and the Last Man (1992)


Natuur is beter af zonder beleid

Het ziet er naar uit dat Amsterdam voorlopig nog wel even bestuurd zal worden door die hypocriete kneuzen van GroenLinks. Maar na de grootschalige bomenkap van de afgelopen jaren, het biomassacentrale debacle in Diemen en de voorgenomen ontmanteling van de Amsterdamse Volkstuinen is wel gebleken dat GroenLinks met de natuur helemaal niets op heeft. Met gewone Amsterdammers trouwens ook niet. GroenLinks politici lijken bovenal gehaaide geldwolven in socialistische schaapskleren die vooral druk in de weer zijn met het ontduiken van de door henzelf bedachte milieu regels. Sinds GroenLinks hier in Amsterdam aan het roer staat ben ik pas goed gaan begrijpen waarom de Partij voor de Dieren-oprichters zich twintig jaar geleden van die knoeiers hebben afgesplitst.
De aanleiding voor mijn politieke chagrijn is de rücksichtslose ontboming van onze hoofdstad. Ik vind bomen zó belangrijk dat de lichtzinnigheid waarmee er hier in Amsterdam op los gekapt wordt mij woedend maakt. Stadskrant het Parool heeft er de afgelopen jaren veel aandacht aan besteed maar wie (volgens de krant) de gemeente op het probleem van de grootschalige bomenkap wees werd steevast met een quasi wetenschappelijk kluitje het riet in gestuurd.
Ik vrees dat binnenkort de hele natuur uit de stad verbannen zal worden naar de door GroenLinks in het leven geroepen “regelluwe terreinen” buiten de stadsring. Daar waar men onlangs ook de beroepskrakers, stadsnomaden en andere onaangepasten geparkeerd heeft. Dit alles ten behoeve van de verdere verstening van de stad waar het overtollig regenwater nu al geen kant meer op kan.
Misschien is het wel de onbestuurbaarheid van de natuur, waardoor beroeps politici onbewust zo’n hekel aan haar hebben. Maar ik wil het zomerse bladerdak van de platanen op de Rozengracht weer terug! Even overwoog ik nog om een clandestiene bomenplant actie te organiseren zoals de Duitse kunstenaar Joseph Beuys dat in 1985 in Kassel dat deed met zijn Aktion “7000 Eichen”. Maar een dergelijke daad van zelfbeschikking en burgerlijke ongehoorzaamheid heeft weinig kans van slagen in de socialistische stadstaat Amsterdam met haar 15.000 (!) ambtenaren. Op mijn stem hoeft GroenLinks in ieder geval niet te rekenen.

Veldpost XVIII is opgedragen aan Fien (º1932 - ✝︎2023), moeder mecenas hartsvriendin.


September 4th 2023:
Vlucht ( Fugue )


Een geslaagd kunstwerk stelt ons in staat om in de afgrond van het bestaan te kijken zonder lethargisch te worden. Het geeft ons vleugels. Als dromer heb ik een zwak voor andere dromers, maar een mateloze bewondering voor hen die hun droom verwezenlijken. Eén actiefoto van Otto Lilienthal is mij meer waard dan alle geschilderde prutsvogels van Corneille.



Maar om te stijgen moet men zich van ballast ontdoen. Aanleiding voor mij om afstand te doen van een aantal van mijn sculpturen. Ik liet ze door Daad, kunstenaar uit het open veld, op een geschikte plek in Flevoland begraven. Door oude opvattingen in de grond te stoppen kunnen nieuwe ideeën een hogere vlucht nemen.


December 20th 2020:
Veldpost XVII

Unified Fields forever!
Dit jaar vierde ik het dertigjarig bestaan van mijn Unified Fields-project. In 1990 startte ik namelijk dit kunstproject dat inmiddels is uitgegroeid tot de artistieke en economische motor van mijn bestaan. Sinds 2002 ben ik met mijn Unified Field-studio ook financieel geheel autonoom, waar ik erg blij mee ben, want in de kunstsector is dat niet zo vanzelfsprekend. Mijn bedoeling destijds was om overeenkomstige structuren te laten zien en horen in beeldende kunst en muziek en daar met verkoop, optredens, composities en lesgeven hierover, ook nog geld mee te verdienen. Nadat ik mij in 1990 had aangesloten bij het kunstenaarscollectief ’Calliope’ kreeg ik een podium tot mijn beschikking waar ik mijn eerste solo-expositie had en vaak optrad als pianist. Het was een turbulente en leerzame tijd in een door initiatiefnemer Sjoerd van der Veen gekraakt kantoorgebouw, ergens in een winkelcentrum van Lelystad.
In 1993 keerde ik terug naar mijn geboortestad Amsterdam omdat de economische overlevingskans voor kunstenaars mij daar gunstiger leek. Toen ik in het jaar 2000 naar mijn huidige locatie in Amsterdam-Zeeburg verhuisde was de aanwas van pianoleerlingen, cursisten en geïnteresseerden in muziek en kunst voldoende om te kunnen stoppen met allerhande baantjes of bijstandsaanvullingen. Ik stapte met mijn Unified Fields-plan naar de Belastingdienst en de Kamer van Koophandel waar mijn zaak als onderneming beklonken werd.
Mijn onderneming overleefde de kredietcrisis van 2008 zonder al te veel kleerscheuren. De huidige Corona crisis lijkt echter nog wel wat anders te zijn dan het geknoei van die louche bankemployees van Wall street. Behalve een economische recessie ondergaan we ook een sociologische crisis. Wereldwijd moeten we onze poen op afstand zien te verdienen zonder conventioneel handjeklap. Maar de zegeningen van de techniek en de soms verrassende steun van mijn medemensen stemmen mij niettemin hoopvol. De kleinschaligheid van mijn onderneming blijkt tijdens economisch noodweer bovendien een strategisch voordeel, want klein ben je wendbaar.

Neoliberalisme
Mede door de economische crisis van 2008 en haar nasleep realiseerde ik mij hoezeer onze wereld nu al veertig jaar gedomineerd wordt door het neoliberalisme. Dat is het economisch gedachtengoed van de (politiek omstreden) Nobelprijswinnaar Friedrich Hayek dat door de regering van kruideniersdochter Margaret Thatcher in 1979 op grote schaal in praktijk werd gebracht. Haar belangrijkste wapenfeiten waren: het terugtreden van de overheid op bijna alle gebieden behalve de staatsveiligheid, het beteugelen van de staatsschuld en de inflatie, het privatiseren van de vele staatsbedrijven en het intomen van de machtige vakbonden die altijd overal tegen waren. Het leverde een verrassend snel herstel van de Engelse economie op. Maar daar werd een hoge prijs voor betaald met een verveelvoudiging van de werkloosheid (12% in 1983!) en een grote welvaartskloof. Zelfs de barmhartigheid werd geprivatiseerd, met lange rijen bij de gaarkeukens tot gevolg. In Thatcher’s economisch-Darwinistische maatschappij moest iedereen maar zien te overleven door financieel succesvol te zijn. Thatcher’s lijfspreuk was: there is no alternative to neoliberalism. Nu had je in de jaren tachtig natuurlijk nog het communistische alternatief van de Sovjet-Unie, maar er was bijna niemand meer in Rusland of daarbuiten te vinden die daar nog iets voor voelde. Na het omvallen van de Sovjet-Unie en haar satellietstaten in de jaren negentig was er dus werkelijk geen alternatief meer. Alles werd sindsdien beheerst door ‘het reëel existerende kapitalisme’.

Depressief hedonisme.
Het terugtreden van de overheid uit alle lagen van de samenleving heeft in Engeland grote impact op de cultuur gehad. Het was zeker niet zo dat de kunst verdween of gemarginaliseerd werd. Kunstenaars als Damien Hirst, Tracey Emin en de talloze succesvolle popmusici uit die tijd bewijzen het tegendeel. En het beroemde reclamebureau Saatchi&Saatchi, dat in 1979 ingehuurd werd voor Thatcher’s verkiezingscampagne, was tevens een zeer succesvolle galerie voor moderne kunst. Kunst werd alleen meer handelswaar, zoals dat vóór de bemoeienissen van het socialisme eigenlijk ook al het geval was.
Maar gecommercialiseerde cultuur lijdt aan een chronisch gebrek aan diepgang. Het is natuurlijk ook logisch dat de meeste mensen niet bereid zijn hun vrije tijd en geld te steken in iets om hun hersenen mee te pijnigen (avant-gardistische muziek of theater). In hun kostbare vrije tijd verliezen zij zich liever in de verstrooiing van hapklaar entertainment. (Ik vind het trouwens vreemd dat mensen voor hun sportbeoefening wel bereid zijn om allerlei fysieke en mentale kwellingen te ondergaan…)
Ten tijde van economische voorspoed en toenemend consumentisme verloor de cultuursector veel van haar kritische en ideologische impulsen. Mark Fisher De Engelse muziek~ en cultuurcriticus Mark Fisher gaat zelfs zo ver te beweren dat er sinds de vroege jaren negentig geen enkele culturele vooruitgang meer geboekt is. In zijn boek ‘Ghosts of my Life’ spreekt Fisher van “the slow cancellation of the future” waarmee hij betoogt dat alleen de media waarmee wij cultuur waarnemen (de computer, smartphone, het internet of Netflix) zich in hoog tempo vernieuwen, maar niet haar inhoud. We bewegen ons volgens hem al decennia lang in een uit databits opgetrokken vintage wereld uit de jaren tachtig. Als hij gelijk heeft, lijkt mij dat een alarmerende degeneratie van onze creativiteit. Een soort cultuurklimaat verandering, ofwel creatieve stilstand.
Door zijn vroegtijdige dood in 2017 heeft Fisher zijn ideeën rondom post-capitalism als alternatief voor ons huidige bestel niet meer kunnen uitwerken. Hij leek mij een sympathiek mens en oorspronkelijk denker, niet in de laatste plaats over muziek. Zijn K-punk blog staat nog altijd online, daar waar hij er in 2017 mee stopte.

Solidair of Solitair?
Als cultureel ondernemer participeer ik nu dus enthousiast in een systeem waarover ik tegelijkertijd uiterst kritisch ben. Economisch-Darwinisme zit kennelijk ook in mij diep verankerd. En als je financieel geheel op jezelf aangewezen bent, word je al snel rechtser. Maar de hoogste kapitalistische deugd is toch de verspilling en dat bevalt mij er niet aan. (Als het om verspilling gaat kan het socialisme er trouwens ook wat van, maar dan meer als endemisch bijverschijnsel van haar goede bedoelingen.)
Toen ik in 1985 afzwaaide van 18 maanden vervangende dienstplicht en mijn muziekstudie hervatte, werd ook de zieltogende economie van Nederland aan een milde versie van Thatcher’s neoliberale hervormingsbeleid onderworpen door drie kabinetten onder leiding van Ruud Lubbers. Allerlei regelingen voor kunstenaars (waarvan de eerste al uit de jaren dertig stamde, zoals de contraprestatie en latere BKR-regeling) werden in die tijd rücksichtslos wegbezuinigd. En hoewel ik niet denk dat we daardoor grote meesterwerken zijn misgelopen, was het een ramp voor al die kunstenaars die zich er afhankelijk van gemaakt hadden. Maar zij produceerden pakhuizen aan kunst waar, eenmaal aangekocht door de overheid, nooit meer naar omgekeken werd.
De door de overheid gesubsidieerde kunst beoogt meestal een verheffende of educatieve functie, wat resulteert in een soort brave staatskunst. Denk daarbij aan al die beelden in de openbare ruimte die iedereen onverschillig laten. Bovendien blijken die kunstcommissies van de overheid maar al te vaak vatbaar voor de politieke waan van de dag, zoals ook nu weer met die genderneutrale multikunst met cultuurhistorisch schuldbesef. De laatste cultuurnota van De Raad van Cultuur (juli 2020) deed mij sterk denken aan een tropische variant op het sovjet realisme. Artistieke eisen hebben plaats moeten maken voor sociaal-maatschappelijke normen: diversiteit en inclusiviteit is nu het palaver.
Nederland is natuurlijk veel te klein voor een financieel autonome cultuursector zoals in de VS. Met twintig kunstacademies en dertien conservatoria lijdt de kunstsector in Nederland aan een structureel productieoverschot op een veel te kleine afzetmarkt. Een financieel succesvol kunstenaarschap is daardoor meer een kwestie van geluk dan kunde. Laten we niet vergeten dat het aan de man brengen van je kunst een vak apart is.
En de economie? Die is een alomtegenwoordigheid geworden die steeds meer is gaan lijken op een natuurverschijnsel zoals de zwaartekracht of de atmosfeer. Niemand kan zich er nog aan onttrekken.
Links- of rechtsom, het blijft tobben. En zo stevenen we vacuüm verpakt af op de volgende financiële crisis die voor 2021 gepland staat. Zet je schrap en maak je niet te druk, het waait wel weer over.





January 25th 2020:
the flood

the flood (acrylic on [news] paper)

Zondvloed(2020)
gemengde technieken op krant



October 15th 2019:
Alien 40 jaar

In oktober 1979 was de sciencefictionfilm ‘Alien’ van regisseur Ridley Scott voor het eerst te zien in de Nederlandse bioscopen. Op school hoorde ik enthousiaste verhalen zodat de strekking ervan mij in grote lijnen al bekend was voor ik de film zelf zag. Dat was pas een paar jaar later op de gloednieuwe VCC videorecorder van mijn zus in Den Haag. De bioscoopzaal heb ik altijd een unheimische ruimte gevonden omdat ik het nu eenmaal niet uithoud met honderden vreemden in een donkere zaal.
‘Alien’ werd zo’n succes dat er een hele mediafranchise met wel zeven vervolgverhalen (sequels) uit voort kwam. Het zijn vooral knaleffecten in de overtreffende trap voor de sci fi liefhebber met een sterke maag.
En toch vind ik de eerste 30 minuten van de eerste film nog steeds ijzersterk. Vooral het fragment waarin de hoofdpersonen in een buitenaards ruimteschip, vormgegeven door de kunstenaar H.J.Giger, de fossiele resten van een buitenaardse intelligentie vinden. Alien transmission Ook aan de soundtrack van deze scene is de grootst mogelijke aandacht besteed. Bijzondere geluidseffecten grijpen naadloos ineen met de vakkundig gemaakte filmmuziek van Jerry Goldsmith.

Maar dan krijgt de film een idiote plotwending en richt zich alleen nog maar op het verdelgen van een buitenaardse parasiet die het buitenaardse schip óók bij zich draagt. Wat volgt is Hollywood op z’n smalst. Aan de vondst van buitenaardse intelligentie wordt verder geheel voorbij gegaan. Toen ik laatst de dvd na 35 minuten weer terug in haar hoes schoof vroeg ik mij af wat Tarkovsky zou hebben gedaan met dit draaiboek. Het verhaal vertoont immers verwantschap met dat van zijn ‘Solaris’ uit 1972.
Alle medewerkers van ‘Alien’ zijn na haar grote (financiële) succes op het schild gehesen en waren verzekerd van een voorspoedige carrière. Maar de naam van de maker van die fantastische geluidseffecten heb ik nooit kunnen achterhalen. Dat is vreemd want zijn bijdrage lijkt mij minstens zo belangrijk als die van de filmcomponist. Maar hij is evenals de buitenaardse intelligentie uit de film verdwenen. Wie was hij?






April 17th 2018:
Veldpost XVI: Rondleiding met bijsluiter

“Culture is the effort to hold back the mystery, and replace it with a mythology.”
(Terence McKenna)


Rondleiding met bijsluiter

Ter gelegenheid van haar tachtigste verjaardag gaf mijn moeder een feest met rondleiding in het Tropenmuseum van Amsterdam. Na een feestelijke koffietafel leidde een gids ons naar een afdeling met houtsnijwerk van de Asmat indianen uit Nieuw-Guinea. Zij toonde ons onder meer een Bisjpaal, een uit een boom vervaardigde sculptuur voorzien van de schedels van kop gesnelde vijanden van weleer. Dit wonderlijke Bisjpaalbeeldhouwwerk is des te indrukwekkender als je even verderop in een vitrine ziet met welk primitief gereedschap dit volk deze immense kunstwerken maakte. (De Asmat kende tot 1965 geen metaal!) Maar nog verbijsterender is het doel van deze Bisjpalen. Zij worden in een moeras begraven om zo al composterend bij te dragen aan de volgende oogst. Het voedsel daarvan bevat door toevoeging van de schedels de geest van hun vijand die zij zo al etend tot zich nemen. Ik stond perplex. Voor het eerst zag ik een kunstvorm die dient als (spirituele) compost voor de levenscyclus van de makers en hun gemeenschap. Ik dacht nog lang na over deze kunstuiting. Wat zouden die Asmat-mannen trouwens denken van het zorgvuldig geconserveerde exemplaar waaraan ik mij in dit museum stond te vergapen? Even overwoog ik nog om mij na mijn dood in een opgerolde Karel Appel te laten begraven om zo de toekomst van onze kunst te bevorderen.
Het adembenemende relaas van onze gids is voor mij een verontrustende bijsluiter geworden voor mijn eigen cultuurbeleving. Van zo’n fraaie gesloten cyclus als die van de Asmat is hier al eeuwen geen sprake meer. Ons bestaan is doorgaans opgesplitst in werk, weekend en vakantie en in onze ‘vrije tijd’ maken wij soms een ‘cultureel uitje’. En dan loop je als gevorderd cultuurconsument van concertzaal naar museum en van bio-dynamisch restaurant weer naar Yogales. En overal ben je slechts bezoeker, of eigenlijk toerist in je eigen cultuur. Verder dan consumeren kom je eigenlijk maar zelden, en dan nog voor zolang je geldvoorraad strekt natuurlijk. De bezitloze mens kan hier slechts terecht bij de sociale dienst of het Leger des Heils. Bij de laatstgenoemde ook op levensbeschouwelijk gebied.

“De doorsnee mens is fabriekswaar van de natuur. Het genie daarentegen...” (Arthur Schopenhauer WWV I §36 )

Kunst, “die tijdelijke verlossing uit de tuchthuisarbeid van het dagelijks bestaan”, was volgens de filosoof Schopenhauer het werk van een genie en nutteloosheid was haar adelbrief. Maar mijn tanende geloof in Schopenhauers kunstopvatting is nog grotere scheuren gaan vertonen sinds mijn rondleiding in het Tropenmuseum. Schopenhauer (1845)Ten eerste bleef ik met de vraag zitten of iemand nu écht geniaal kan zijn, of dat slechts gevonden wordt door die overige fabriekswaar van de natuur. En ten tweede impliceert Schopenhauer’s definitie dat iets dat wel nut heeft, zoals de Bisjpaal van de Asmat, geen kunst kan zijn. Een geniaal en nutteloos bestaan leiden lijkt mij trouwens een ingewikkelde aangelegenheid omdat de bekostiging ervan uiterste behendigheid of anders noeste arbeid vergt. Tenzij je natuurlijk, zoals Schopenhauer, je hele leven op de erfenis van je vader kunt teren. Maar alleen een nuttig bestaan voorziet volgens mij volledig en moeiteloos in zijn eigen onderhoud. Schopenhauer’s ietwat bedompte Biedermeier esthetiek heeft er mede toe bijgedragen dat onze kunstuitingen worden getoond in van het dagelijks leven geïsoleerde omstandigheden, zoals in musea en concertzalen, om vooral duidelijk te maken dat zij niet tot het alledaagse behoren. Ik ervaar deze gebouwen vaak als tempels voor culturele herkauwers van kunst die tegen het dagelijks leven beschermd moet worden. Roland, tot aan zee.

De hybride-kunstenaar
“Paradigma patching in the analogic cockpit.” (Katrina Burch)

Op het jaarlijkse Sonic Acts-festival word ik altijd weer geconfronteerd met een nieuw en fascinerend type kunst dat omschreven wordt als hybride-kunst. Het festival gaat over beeld en geluid maar dan vooral de digitale versie daarvan. De getoonde hybride-kunst is een amalgaam van visuele kunst en muziek met andere disciplines (historie, antropologie, fysica en ecologie) dat weergegeven wordt in een soepele media outfit. Museum en concertzaal hebben plaatsgemaakt voor poppodium en collegezaal en het romantische type kunstenaar van Schopenhauer zal men hier niet snel zien schitteren. De hybride-kunstenaar is een transculturele globalist die samenwerking zoekt met de wetenschap en de resultaten daarvan toont op internationale festivals. De hybride-kunst is meestal een textuurloze wereld van overhead projecties, video loops, elektronische muziek en installaties, voorzien van de nodige uitleg van haar makers. Tijdens de presentaties gaan er om je heen tientallen laptops open van mensen die liever via internet volgen wat er voor hun neus op het podium gebeurt. Mijn gewoonte om aantekeningen op papier te maken werd op het festival als zonderling ervaren. Sonic Acts
Natuurlijk zie ik ook wel de gebreken van deze nieuwkomer; hybride-kunst is vooral het domein van jongeren en is bovendien op hardnekkige wijze feminien, net als ons onderwijs. Ook moet je bestand zijn tegen de intellectuele rookgordijnen waarmee veel hybride-kunst wordt ingeleid. Hybride-kunst is daarnaast erg incourant en bestaat dus bij de gratie van subsidie die onvermijdelijk haar autonomie ondermijnt. En haar afhankelijkheid van elektriciteit is totaal, wat ik een ernstige beperking vind.
Maar in sommige van de presentaties herkende ik een sprankelende urgentie om de vrije kunst weer een functionele component te geven door b.v. opvattingen over schoonheid dienstbaar te maken aan wetenschappelijk onderzoek. En niet alleen als artistieke lay-out. Er wordt veel aandacht besteed aan het zichtbaar maken van creatieve processen. Iets waaraan je als waarnemer eigenlijk veel meer hebt dan de ‘concrete’ kunstresultaten want daarvan hebben we toch al bergen opgeslagen in allerhande kunstdepots. Ambient pionier Brian Eno formuleerde een paar decennia geleden al zijn motto “stop thinking about art works as objects, and start thinking about them as triggers for experiences.” En die boodschap heeft men hier ten harte genomen. De weinige objecten die getoond worden, rechtvaardigen zich door actueel te zijn qua materiaal, vorm of functie. Sommigen zijn vervaardigd met de nieuwste 3D printer. Anderen weer van afvalmateriaal zoals het uit een limonadefles vervaardigde traangasmasker van de Iraanse kunstenares Morehshin Allahyari. Zij bood de toeschouwers daar ook nog een gratis instructietekening van aan.
Omdat deze kunstvorm vaak tot stand komt door interdisciplinaire samenwerking werpt zij een interessant licht op de werking van democratie in de kunst. Bij die gewichtige ego-kunst van voorheen was dat altijd taboe. Samengevat onderga je tijdens het festival een verfrissend soort ADHD-kunst waarbij snelheid en de controle daarover een cruciale rol speelt. En in ieder geval hebben deze technosapiens-kunstenaars goed begrepen dat het westerse kunstbegrip weer eens aan revisie toe is. Een groter contrast met de folklore uit Nieuw-Guinea lijkt aanvankelijk niet denkbaar. Maar toch hebben zij volgens mij iets gemeenschappelijk, namelijk vitaliteit: die eigenschap die cultuur ervoor moet behoeden een geriatrische aangelegenheid te worden. Alleen de indringende geur van vers plastic blijft problematisch in de hybride-kunst.






February 18th 2018:
Alleen voor kenners...

Beethoven (portret Hoechle)


Een tijdje geleden speelden vier jonge Tsjechen, die samen het Pavel Haas kwartet vormen, Beethoven’s strijkkwartet in f klein op. 95 in het Muziekgebouw aan het IJ. Ik was erbij, want dit werk wordt maar zelden uitgevoerd en ik beschouw het als de beste muziek die ooit voor een strijkkwartet gecomponeerd is. Beethoven componeerde het in 1810 onder moeilijke omstandigheden: zijn huwelijksaanzoek aan een adellijke geliefde was afgewezen, hij had financiële problemen als gevolg van de hyperinflatie veroorzaakt door de Napoleontische oorlogen en tot overmaat van ramp verergerde zijn doofheid dat jaar aanzienlijk. Het kwartet opus 95, bijgenaamd ‘Quartetto Serioso’, is naast het beroemde pianostukje ‘für Elise’, een van de weinige werken die dat jaar uit zijn pen kwam. Hij componeerde het in Baden, in een vakantie resort ten zuiden van Wenen, want zo arm was hij nou ook weer niet.
De vier delen van dit werk blinken uit in bondigheid en contrast. Vooral in het eerst deel zijn de abrupte tegenstellingen en de korte uitwerkingen van ideeën verbluffend. Het maakt dat je als luisteraar vier en een halve minuut op het puntje van je stoel gaat zitten om dit betoog te kunnen volgen.
Het langzame tweede deel bevat een knap geconstrueerd fugato en sluit af met een dissonant akkoord dat tevens het thematische materiaal vormt voor het volgende deel: het ‘Allegro assai ma Serioso’, waar het kwartet zijn bijnaam aan ontleent. Het is misschien wel de kern van het hele werk.
Het laatste deel is het enige traditionele deel, ware het niet dat het afsluit met een onverwacht komische coda in een waanzinnig hoog tempo die niet zou misstaan onder zo’n versneld Benny Hill-filmpje.
Beethoven liet het kwartet na voltooiing in oktober 1810 nog jaren in een hoek liggen, schaafde er in 1815 nog eens grondig aan en gaf het pas uit in 1816 met de waarschuwing dat het werk bestemd was voor kenners en niet in het openbaar uitgevoerd moest worden: ”Das Quartett ist für einen kleinen Kreis von Kennern bestimmt und darf niemals öffentlich aufgeführt werden”. (Beethoven in een brief aan de Engelse dirigent Sir George Smart uit 1816) Het is deze muziek die het toenmalig gezellig-uit strijkje veranderde in een kunstvorm die alle aandacht opeist. In twintig minuten laat Beethoven ons met zijn opus 95 alle mogelijkheden van het strijkkwartet horen zonder ook maar een seconde onnodig uit te weiden. Beethoven moet ingezien hebben dat dit werk een apart geval was binnen de kwartetliteratuur en problemen zou geven bij zijn publiek en publiceerde het daarom met een bijsluiter. Componist/dirigent Gustav Mahler arrangeerde het werk tachtig jaar later voor strijkorkest omdat kamermuziek in die tijd in onmin was geraakt. Maar ondanks de nobele intenties heb ik het gevoel dat deze bewerking ten koste gaat van de beweeglijkheid en concentratie van Beethoven’s originele compositie. Deze muziek is niet berekend op de trage akoestiek van de concertzaal. Het is kamermuziek. Het is er de maatstaf van.


October 14th 2016:
US presidential election 2016

Trillary versus Hump, a matter of cosmetic surgery as usual.
cosmetisch surgery




September 26th 2015:
'Circuit' recent work on paper

My recent work 'Circuit' (2014): acrylic/oil-paint and plastic on (news) paper. 76 x 46 cm

Circuit


August 10th 2015:
Arte tomba

vanGendthallen
Afgelopen lente trof ik op één van de grote deuren van de hallen een poster aan: Een foto van een zonderling in een legerjas met een gasmasker op die een bord omhoog hield met de tekst; I AM AMAN. De onder de foto afgedrukte tekst luidde als volgt;

“Anti-Art police intelligence has informed us that this notorious art figure, ‘The unknown’ may make an appearance somewhere in spring/summer of 2015. He is known to fight for equality in the arts and for the cultivation of meaningfull dialog in creativity. He has made an effort to undermine mediocrity and the corporate art movement. As well as to call for an end to measuring the value of life/art by money. This horrific act has placed him on a special list of watched persons.”

the Unknown Op het eerste gezicht het soort kunstenaarsproza dat alleen door de makers zelf serieus genomen wordt. Alsof de kunst en haar makers hier in het Westen nog voor iets of iemand een bedreiging zouden kunnen vormen. Het idee alleen al. Kunst is vooral gesubsidieerde vrijetijdsbesteding die de hoger opgeleiden mentaal in vorm moet houden. Een appendix van het onderwijs en als zodanig misschien niet eens zo verkeerd als er toch geld genoeg is. Maar kunst als reële bedreiging voor de status quo vind je alleen nog in dictaturen zoals China, Rusland en in religieuze gevangeniskampen zoals Iran en Saudi-Arabië.
Het is mij niet duidelijk waarom de schrijver belang hecht aan gelijkwaardigheid (equality) in de kunst. Want dat zit de door hem beoogde “battle against mediocrity” volgens mij alleen maar in de weg. Met de constatering dat “life/art” worden gemeten “by money” heeft hij ongetwijfeld een punt. Maar het wordt een ingewikkelde onderneming om daar iets aan te veranderen. Voor zover ik weet heeft alleen Joseph Beuys met zijn Installatie ‘Das Kapital Raum’(1970-1977) serieus naar een oplossing gezocht voor dit probleem.

En tóch bleef mij iets fascineren aan deze boodschap en haar vormgeving. Ik herkende onmiddellijk de onvrede met ons huidige culturele klimaat. Niet eerder werd er zoveel belastinggeld aan kunst besteed dan de afgelopen decennia en niet eerder was de sector zo’n slappe hap en het resultaat zo’n steriele en slaapverwekkende bedoening.
De kunstsector heeft zich in ruil voor al dat belastinggeld veel te veel uit handen laten nemen door de overheid. Met als gevolg een sector die vooral leuk, educatief en braaf is geworden. Getemd door overheidsdienaren met smetvrees die alles menen te weten van kunst en haar doelgroep.

I AM AMAN Op de facebookpagina van de pamfletmaker www.facebook.com/JJSPACESevent is te zien hoe hij kort na de ontruiming van het sinds 1983 gekraakte ‘Slangenpand’ aan de Amsterdamse Spuistraat een expositie improviseerde. Hij bevestigde werken van eigen hand aan de hekwerken rondom het voormalig krakers bolwerk. Iemand (mogelijk de politie) haalde het werk weg en de kunstenaar was ontsteld. Waarschijnlijk inspireerde deze hele affaire hem tot het maken van zijn affiche.

De krakers en anarchisten van de Punkbeweging hielden de overheid destijds al als vanzelfsprekend (en vaak letterlijk met een stok) buiten de deur, met als gevolg dat sommige van haar ideeën en resultaten nog altijd even ‘frisch und knackig‘ zijn als toen. Zij is nooit geannexeerd door welke culturele overheidstombe dan ook omdat er gewoon geen vat op te krijgen was. De opgestoken middelvingers van de tegencultuur lieten zich niet exposeren in door snobisten ter beschikking gestelde ruimtes. De stencilmachine en cassetteband bleken voor hen veel betere media.

Het doet mij goed om zo nu en dan weer een signaal van de contracultuur tegen te komen, hoewel het soms ook een knagend schuldgevoel veroorzaakt m.b.t. mijn eigen activiteiten. De gevestigde musea ben ik in ieder geval steeds meer gaan mijden en niet alleen omdat er geen reet te beleven is. Ik kom er gewoon liever niet zolang daar de door de overheid aangestelde Zonnekoninkjes à la Wim Pijbes en Beatrix Ruf het er voor het zeggen hebben. De smaakvoorkeur van dergelijke types is immers net zo arbitrair als die van u en mij maar met dat verschil dat hen jaarlijks door een ministerie vele miljoenen euros worden toevertrouwd om naar eigen inzicht te shoppen in de chicste veilinghuizen ter wereld. In het beste geval mogen wij vervolgens voor €17,50 in de rij staan om een glimp van van hun verzamelwoede op te vangen. De verworven kunst verdwijnt na de kortstondige aandacht meestal voorgoed naar de klimaatkelders. En het zou mij niet verbazen als de directie daar in die tombe een gezellig zitje heeft ingericht met cognac en sigaren binnen handbereik. Bij het zien van een lange rij mensen bij een museumloket moet ik vaak denken aan de beroemd geworden woorden van oer-punker Johnny Rotten:

“Ever get the feeling you’ve been cheated? Good night!”



September 1st 2014:
'Locus Y': my recent collage

Locus Y 2012
Locus Y: various materials on (news) paper. (56 x 38 cm) Autumn 2012




January 24th 2014:
The Beuys enigma (sequence)

"There exists no other revolutionary force than the creative power of man"
(Joseph Beuys)

To concern oneself with Beuys means work. Last summer I continued my research into the work of the German artist Joseph Beuys (1921-1986), I started in 2010. Fieldwork drew me to the city of Kleve in the German lower Rhine region, where Beuys grew up and where he, in the late fifties, had his studio in a former health resort. This health resort is now a museum and Beuys' former studio is incorporated in the exhibition space. Kurhaus Kleve
When Beuys purchased this studio in 1958, he was recovering from a serious depression. Many of his drawings from this period can be seen in the museum. I find these postcard format drawings with their sparing use of colours, very intriguing and many times puzzling. They often represent women, deer or swans. Sometimes also peculiar mechanisms, possibly studies for sculptures. In the reconstructed studio Beuys' tools and art requirements from that period are shown in display cases. Due to the authentic lightening the place slightly resembles a tomb.


DruidinHirschkuhAs a result of my visit I have a better understanding of how the anthroposophy of Rudolf Steiner influenced the ideas and works of Beuys. In particular the development of his famous 'expanded concept of art' and the concept of the 'social sculpture'. In spite of my objections to anthroposophy, I consider it the least harmful of world beliefs.
I find the expanded concept of art Beuys developed in the late fifties still unsurpassed. From here on Beuys considered art as a tool with which to understand our complicated existence, rather than a method of depicting it. Beuys was more and more intrigued by the processes that led to autonomous forms, than he was in the completed art works.

Beuys 1958
Returning home and gazing at the lower Rhine landscape, I considered the expanded concept of art applied to music. But I soon realized that since John Cage it is impossible to expand music any further.


Beuys' Studio

In addition, Beuys had his own ideas about sound and music, which are omnipresent in his actions and social sculptures.
In an interview with Caroline Tisdall * Beuys describes the importance of music as follows; "The acoustic element and the sculptural quality of sound have always been essential to me in art, and in terms of music maybe my background in piano and cello drew me to them." (In his youth Beuys had had a thorough piano education)

On some occasions Beuys collaborated with the Korean artist Nam June Paik (1932-2006) and the Danish composer Henning Christiansen (1932-2008). Christiansen is known for combining pre-recorded tape loops with acoustical music fragments and ambient noise.

Here is an excerpt of Christiansen's collaboration with Beuys from the action; Celtic+~

Celtic+~

When artist Willoughby Sharp questioned Beuys about the artist with whom he felt most kindred, his answer was short "John Cage".** And although they never worked together, they had common sources of inspiration (Erik Satie, James Joyce and Marcel Duchamp) In the same interview with Sharp Beuys added "Perhaps the reason I love Cage and Nam June Paik more is because they are at the point of origin. Things have a certain reach. Beyond that everything is derivative."

The many impressions I received in Kurhaus Kleve and the books about Beuys which I read later have made me even more conscious that I have far to go in my search into the enigma Beuys. My next destination will be the enormous collection of Beuys works in Darmstadt called: ++Block Beuys++.

SaFG SaUG
With special thanks to Myra Geerling.

* Caroline Tisdall 1979
** Willoughby Sharp Artforum dec. 1969




January 6th 2013:
"SPUR" a collage

"SPUR" 12-2011 a collage (various materials on paper 50 x 38 cm)




January 1st 2013:
♩Happy 2013 & "21 chords on an E"


Happy New Year!




July 16th 2012:
☢ Safe swimming in Fukushima (antiphon)

Chernobyl disaster




June 18th 2012:
Jean Barraqué disassembled (trope)



During my military service (1984/85) I had to do a civil job at the Royal Library in The Hague. In one of the countless musical dictionairies available there I stumbled across the virtually unknown French composer Jean Barraqué (1928-1973). The dictionary especially praised his first published work, the ‘Sonata pour piano’ (1952).
I was intrigued by it and ordered its rare recording by pianist Claude Helffer for which I had to wait months to arrive. When I finally obtained the Sonata on vinyl I was baffled by both its accessibility and it’s complexity. Although saturated by the serial writing style of that period, resulting in a typical post-war pointillistic music, this sonata possessed stunning elegance.
The only other sonatas from that period I knew were the tenacious piano sonatas by Pierre Boulez (1925), but at that time I had difficulties with their whimsical trajectories and hammering touché. Barraqué managed to create a deeper layer to tie together the serial swarms of notes that kept holding my attention.

The Sonata starts with the following fierce outburst;
opening

....but then settles down soon to a stream of dense polyrhythmic registral-locked pitches.This means that all 12 pitches are confined to certain regions of the keyboard. With all the other musical parameters (duration, dynamics and attack) constantly changing (integral serialism), the listener constantly balances between recognition and surprise.

registral-locked pitches



Now and then, this fascinating soundworld is interrupted by short outbursts of harsh and dry chords;
chords




....after which the registral-locked stream continues without steady pulse.

continuing


Barraqué seemed to have had an unstable personality with a tendency to alcoholism. This is presumably the cause of his early death and minor musical output. Many of his compositions were left unfinished. Among the handful of completed works I have never found the enunciative power of his Sonata again. Was it a promising take off that wasn’t to be substantiated? Or perhaps I recognized more in Jean Barraqué than in his amazing Sonata only.



November 26th 2011:
Dangerous art? (antiphon)

goebblels




August 18th 2011:
Buy now! Greedmachine.... (antiphon)

Here is my latest collage: 'Greed machine' [60x46 cm]



(detail↓)















August 4th 2011:
On the purpose of counterpoint... (responsory)

Schönberg

Polyphony and its method of construction ( counterpoint) is characteristic for western music. Several melodies sounding simultaneously can not be found in the music of any culture other than the western. The phenomenon originates from the 12th century and reached its perfection in the late 16th century with the oeuvre of Palestrina as a classic example. Even today conservatory students are tutored in the tough rules of Renaissance counterpoint.
During my study I endured my counterpoint lessons as tedious, although my results were quite good. It seemed to me that the purpose of counterpoint was to bring about boredom. The severe rules seem to strive for something to sound as bland and dull as possible. I’ll show you an example of ‘perfect’ counterpoint by Palestrina. It will be brief, thus preventing you from falling asleep...

Palestrina

Palestrina’s contemporary Gesualdo di Venosa had the tendency to experiment in this field, applying a more progressive use of harmony and rhythmical contrasts. But by counterpoint standards he is still considered a maverick.
I can recommend his work to pop musicians for the harmonic swerves in his music they seem to seek but cannot grasp. Probably due to their lack of knowledge of counterpoint.
Here a short example from one of his madrigals from about 1600.

Gesualdo

150 years later a free and yet masterly output of counterpoint is to be found, of course, in the music of J.S.Bach. In particular his organ works, but also in ‘Das Musikalisches Opfer’ and ‘The art of fugue‘, Bach put the rules of counterpoint to the test.
Listen to this excerpt from one of the many landmarks of polyphonic writing by Bach, the conclusion [stretto] of the triple fugue in E flat BWV 552 for organ.

Bach

After Bach’s death (1750) counterpoint fell into disuse. With the exception of Beethoven’s late works (the magnificent late quartets in particular, composed while stone-deaf!), western music tended to focus on melody accompanied by functional chords (harmony) instead of polyphony.
It was only in the early 20th century that counterpoint was revived, mainly by the efforts of the second Viennese school composers and their chief Arnold Schönberg.
Here is a example of ‘Interbellum’ counterpoint by Bela Bartok, not a student of any particular school at all, but nevertheless adjusting counterpoint technique to a contemporary (1936) musical vocabulary. (This music is often imitated by film composers for its imaginary and somewhat gloomy qualities.)

bartok

After the second world war, a group of young composers (Karlheinz Stockhausen and Pierre Boulez in particular) wanted to establish a complete new musical vocabulary, with Schönberg’s serialism as a point of departure. They broke up with all esthetic traditions that were in favour in the society that had led to the disaster of WW II. They dismissed both melody and harmony, advancing a kind of musical ‘pointillism’. And guess what technique they considered most useful to realize this ?
Yes indeed, counterpoint, though of a different kind.
They interpreted the term counterpoint [ punctus contra punctus= note against note] literally. The technique they used I would like to describe as ‘constellational’ counterpoint. Inverting and reversing swarms of pitches, firmly rooted in series of duration, dynamics and articulation.
The first cornerstone of this ‘total serialism’ was the rigorous ’Structures 1a’ for two pianos from 1951 by Pierre Boulez. The applied technique “provided him with a syntax with which he could formulate new musical thoughts”, as he described later.

Boulez

This might sound a little dry and spasmodic but all beginnings are difficult. Soon composers like Boulez and Stockhausen proved to be in control of the new found language and managed to compose works which are now considered to be masterpieces of that era.
Here an excerpt from Kontra Punkte (1953) by Stockhausen; pay attention to the shrewd use of dynamics and instrumentation which gives this music its breathtaking resilience.


Stockhausen

It might take some effort for one to release the whole concept of melody and allow oneself to become immersed in these highly organized clouds of sounds.
I found it worth while. It also revealed to me the true value of counterpoint as a tool and method for approaching music of all kinds, instead of a set of rules preventing one from composing something interesting...


(With thanks to Myra Geerling)




July 27th 2011:
About grids (trope)

grids

Living in a recently designed part of Amsterdam grid2emeans one has to come to terms with the acrid outlines of an artificial environment. Even the parched signs of nature seem to have been assembled for some architectural purpose. The whole scenery looks as if planned with a razor blade. It is no wonder that prolonged exposure to these architectonical grids slips into your thinking and working. Nevertheless, I have no problem with this influence since I have an almost obsessive fascination for structure. The grids surrounding me represent both form and transparency. I like my neighbourhood!

One of my recent wall sculptures, 'Polyptychon' [118x51x7 cm], is probably one of the offsprings of this influence. Moreover, it was made from materials found at local waste disposals, which makes it almost a tribute to this area.
polyptychon
polyptychon2 Assembling it I left some space between the wall and the sculpture. Often a void can be an additional layer to a work, similar to silences in a piece of music.





















July 11th 2011:
Sonata, ce que je veux de vous. (sequence)

Sonata, what I want from you.

The word Sonata comes from the Italian word sonare and means ‘sounding’. It was used to indicate musical works composed for instruments only, to distinguish them from works composed for voices, which are called Cantata, a word derived from the Italian word cantare.
gamut seriesOver the years, various rules have been established to which the Sonata should apply.
In my recent Pianosonata IV, I returned to the origins of the Sonata as a short ‘instrumental work’.
The sounds I used have been derived from John Cage’s String Quartet in four parts from 1949. The sounds consist of series of Gamuts, gridlike arrays of preset sounds. [image left]

Working with these Gamuts restrained my freedom of composing to a considerable degree and it was closer to cinematic montage than to traditional composing. It was not unlike the cut-up technique used by the Dadaists and, later on, by William Burroughs.

During this assembling of Gamuts I grew bothered by the piano’s sound limitations, which made me decide to change this by electronical means.
With the help of Martin van den Oetelaar and Willem Kwakernaat, I designed a construction to hang guitar pick ups above 14 strings of my grand piano.
The construction had to be adaptable because no two grand pianos are identical on the inside.
The signals received by the guitar pick ups can be synthesized without influencing the grand piano’s percussive and resonance sound qualities.
The pick up signals adapted thus do not produce a sound effect, but a simultaneous composition with the acoustic sonata.
This way, the sound processor is an instant composer during the performance of the Sonata.

My special thanks go to my distinguished colleague Martin van den Oetelaar for his patience and support.

martin v/d oetelaar



Martin van den Oetelaar ↑


AK/BS3
With thanks to Marleen H.